Artikel 98
Indien in de bouw of inrichting van een voertuig dat ingevolge
hoofdstuk III tot het verkeer op de weg is toegelaten, na die toelating wijziging is aangebracht, dient die wijziging, voorzover dit bij ministeriële regeling is bepaald, te zijn goedgekeurd voor toelating van het gewijzigde voertuig tot het verkeer op de weg.
1.
Goedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling op door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verleend, indien de aangebrachte wijziging bij een door deze dienst verrichte keuring heeft voldaan aan de ingevolge
hoofdstuk III en
hoofdstuk V voor deze goedkeuring vastgestelde eisen. De keuring kan mede omvatten die delen van het voertuig waarvoor de aangebrachte wijziging gevolgen heeft.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld betreffende het door de aanvrager voor de keuring ter beschikking stellen van het voertuig, het door de aanvrager overleggen van bescheiden en verstrekken van inlichtingen ter zake van de keuring alsmede betreffende de wijze waarop de keuring wordt verricht.