1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
b.
wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
c.
motorrijtuigen: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning;
d.
aanhangwagen: voertuig dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig. In het bepaalde krachtens deze wet kan onder aanhangwagen tevens worden verstaan een voertuig dat door een ander voertuig wordt voortbewogen of kennelijk is bestemd om door een ander voertuig te worden voortbewogen;
a.
motorrijtuig op twee wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm
3 of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of een motorrijtuig als bedoeld in subonderdeel d;
b.
motorrijtuig op drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of een motorrijtuig als bedoeld in subonderdeel d, uitgerust met:
1°.
een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm
3 ,
2°.
een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of
3°.
een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW; dan wel
c.
motorrijtuig op vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of een motorrijtuig als bedoeld in subonderdeel d, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h en een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen, uitgerust met:
1°.
een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm
3 ,
2°.
een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of
3°.
een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW;
d.
een motorrijtuig als bedoeld in
artikel 20b.
In ieder geval wordt als bromfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bromfiets is aangeduid;
ea.
fietsen met trapondersteuning: fietsen die zijn voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW en waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen;
f.
typegoedkeuring: goedkeuring van tot een bepaald type behorende voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, uitrustingstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers;
h.
kentekenbewijs: kentekenbewijs als bedoeld in
artikel 36 dan wel een kentekenbewijs, afgegeven ter zake van de opgave van een kenteken als bedoeld in
artikel 37, derde lid;
j.
keuringsbewijs: keuringsbewijs als bedoeld in
artikel 72;
k.
keuringsrapport: keuringsbewijs of een beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs;
n.
bestuurder van een motorrijtuig: degene die het motorrijtuig bestuurt of degene die, overeenkomstig de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarde, wordt geacht het motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen;
o.
houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen: degene die het voertuig:
1°.
op grond van een overeenkomst van huurkoop onder zich heeft,
2°.
in vruchtgebruik heeft, of
3°.
anderszins, anders dan als eigenaar of bezitter, tot duurzaam gebruik onder zich heeft;
s.
goedkeuring van een productieproces: ter uitvoering van verdragen of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie, al dan niet gezamenlijk, verleende goedkeuring van een productieproces van voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, uitrustingstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers;
t.
fabrikant: persoon of instantie die tegenover een goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van een typegoedkeurings- of toestemmingsprocedure en instaat voor de overeenstemming van de productie met de verleende goedkeuring of toestemming;
u.
schadevoertuig: voertuig dat ten gevolge van een beschadiging niet langer deugdelijk van bouw en inrichting is;
v.
alcoholslot: het geheel van ademalcoholtester, startonderbreker en registratie-eenheid, dat in een motorrijtuig wordt ingebouwd, waardoor het motorrijtuig waarin het is ingebouwd alleen kan worden gestart nadat in de ademalcoholtester is geblazen en indien het daarin gemeten en weergegeven ademalcoholgehalte ligt onder de voor de betrokkene ingevolge
artikel 8, vierde lid, onderdeel b, geldende, wettelijke alcohollimiet;
w.
alcoholslotprogramma: het samenstel van de verplichting tot inbouw van een alcoholslot en de daarbij behorende registratie-eenheid in een door betrokkene gebruikt motorrijtuig, het periodiek laten uitlezen van de registratie-eenheid en het volgen van een begeleidingsprogramma;
y.
bewegwijzering: verkeerstekens die worden geplaatst of verwijderd teneinde weggebruikers in staat te stellen hun afstand tot of route naar een bestemming te bepalen.
2.
Indien de eigenaar van een motorrijtuig of een aanhangwagen niet tevens bezitter is, treedt de bezitter voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet voor de eigenaar in de plaats.
3.
Degene aan wie een kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig of een aanhangwagen wordt, tenzij anders blijkt, voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet beschouwd als eigenaar of houder van dat motorrijtuig of die aanhangwagen.
4.
Voor de toepassing van de
hoofdstukken III tot en met V van deze wet worden vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid mede als rechtspersoon aangemerkt.