Artikel 2
De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
1.
Onze Minister kan de Autoriteit Consument en Markt opdragen werkzaamheden te verrichten in het kader van de uitvoering van regelgeving op het gebied van de mededinging op grond van het Verdrag, voor zover daarin niet reeds bij of krachtens de wet is voorzien, alsmede werkzaamheden op het gebied van de mededinging in verband met andere verdragen of internationale afspraken.
2.
Onze Minister kan de Autoriteit Consument en Markt instructies geven met betrekking tot het verrichten van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, alsmede met betrekking tot het door de Autoriteit Consument en Markt in te nemen standpunt in een adviescomité als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van verordening 1/2003 en artikel 19, vierde lid, van verordening 139/2004, met dien verstande dat een instructie inzake een standpunt in een adviescomité geen betrekking heeft op de mededingingsaspecten van een individueel geval.
1.
Onze Minister kan, al dan niet op verzoek van een van Onze andere Ministers, de Autoriteit Consument en Markt opdragen een rapportage uit te brengen inzake de effecten voor de mededinging van voorgenomen of geldende regelgeving of van een voorgenomen of een geldend besluit.
2.
Het uitbrengen van een rapportage aan een van Onze andere Ministers geschiedt door tussenkomst van Onze Minister.
3.
Op verzoek van een of beide Kamers van de Staten-Generaal brengt de Autoriteit Consument en Markt met tussenkomst van Onze Minister een rapportage uit aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Onze Minister zendt de rapportage onverwijld naar de beide Kamers der Staten-Generaal. Onze Minister kan de rapportage doen vergezellen van zijn bevindingen.
Artikel 5
Beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan de Autoriteit Consument en Markt toegekende bevoegdheden kunnen betrekking hebben of mede betrekking hebben op de wijze waarop de Autoriteit Consument en Markt bij toepassing van artikel 6, derde lid, andere belangen dan economische belangen in zijn afweging moet betrekken.
1.
De Autoriteit Consument en Markt legt voorgenomen beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan haar toegekende bevoegdheden ten minste vier weken voor vaststelling daarvan aan Onze Minister voor.
2.
Indien de voorgenomen beleidsregels naar het oordeel van Onze Minister in strijd zijn met het belang van een goede taakuitoefening door de Autoriteit Consument en Markt, deelt Onze Minister dit gemotiveerd mee aan de Autoriteit Consument en Markt binnen twee weken nadat de regels aan hem zijn voorgelegd.
3.
Indien Onze Minister een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan, stelt de Autoriteit Consument en Markt de beleidsregels niet vast.
4.
De Autoriteit Consument en Markt maakt door haar vastgestelde beleidsregels bekend in de Staatscourant.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
- Hoofdstuk 2. De Autoriteit Consument en Markt
+ Hoofdstuk 3. Mededingingsafspraken
+ Hoofdstuk 4. Economische machtsposities
+ Hoofdstuk 4a. Financiële transparantie binnen bepaalde ondernemingen
+ Hoofdstuk 4b
+ Hoofdstuk 5. Concentraties
+ Hoofdstuk 5a
+ Hoofdstuk 6. Bevoegdheid tot doorzoeken in het kader van toezicht
+ Hoofdstuk 7. Overtredingen verbod van mededingingsafspraken en verbod van misbruik van een economische machtspositie
+ Hoofdstuk 8. Overige overtredingen
+ Hoofdstuk 9
+ Hoofdstuk 10. Toepassing van de EG-mededingingsregels
+ Hoofdstuk 11
+ Hoofdstuk 12. Rechtsbescherming
+ Hoofdstuk 12a
+ Hoofdstuk 13. Wijzigingen in andere wetten
+ Hoofdstuk 14. Overgangsbepalingen
+ Hoofdstuk 15. Slotbepalingen
Parlement
Documenten bij de totstandkoming van (deze versie van) de wet.

Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht