1.
Onder de activa worden afzonderlijk opgenomen:
a. de immateriële activa op de wijze bepaald in artikel 365;
b. de beleggingen;
c. de beleggingen waarbij de tot uitkering gerechtigde het beleggingsrisico draagt, alsmede de spaarkasbeleggingen;
d. de vorderingen;
e. de overige activa;
f. de overlopende activa; en
g. afgeleide financiële instrumenten.
2.
Onder de passiva worden afzonderlijk opgenomen:
a. het eigen vermogen, op de wijze bepaald in artikel 373;
b. de achtergestelde schulden;
c. de technische voorzieningen eigen aan het verzekeringsbedrijf;
d. de technische voorzieningen voor verzekeringen waarbij de tot uitkering gerechtigde het beleggingsrisico draagt en die voor spaarkassen;
e. de voorzieningen, op de wijze bepaald in artikel 374;
f. de niet-opeisbare schulden in het kader van een herverzekeringsovereenkomst van een maatschappij die haar verplichtingen herverzekert;
g. de schulden;
h. de overlopende passiva; en
i. afgeleide financiële instrumenten.
3.
Indien toepassing is gegeven aan artikel 430 lid 6, worden de beleggingen, bedoeld in lid 1, onderdeel b, onderscheiden in:
a. beleggingen die gelden als vaste activa;
b. beleggingen die gelden als vlottende activa, behorende tot de handelsportefeuille; en
c. beleggingen die gelden als vlottende activa, niet behorende tot de handelsportefeuille.
Inhoudsopgave
- Boek 2. Rechtspersonen
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht