1.
Voor zover in deze afdeling niet anders is bepaald, gelden de
afdelingen 1,
2,
5 tot en met 10 en
13 van deze titel voor verzekeringsmaatschappijen, alsmede de
artikelen 365,
366 lid 2,
368 lid 1,
373,
374,
375, leden 2, 3 en 5 tot en met 7,
376,
377 lid 7,
402,
403 en
404.
2.
Voor verzekeringsmaatschappijen gelden de deelnemingen en de immateriële activa als vaste activa. Andere beleggingen en verdere activa gelden als vaste activa, voor zover zij bestemd zijn om duurzaam voor de bedrijfsuitoefening te worden gebruikt.
3.
Over ontwerpen van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de
artikelen 363 lid 6 of
442 lid 1, voor zover deze strekken ter uitvoering van de bepalingen van deze afdeling, wordt De Nederlandsche Bank N.V. gehoord.
4.
Ten aanzien van een verzekeringsmaatschappij geeft Onze Minister van Economische Zaken geen beslissing op een verzoek om ontheffing als bedoeld in de
artikelen 58 lid 5,
101 lid 4,
210 lid 4 of
392 lid 4 dan nadat hij daarover De Nederlandsche Bank N.V. heeft gehoord.