1.
De kinderrechter kan de maatregel van opgroeiondersteuning opheffen indien de grond, bedoeld in
artikel 253z, eerste lid, niet langer is vervuld.
2.
Hij kan dit doen op verzoek van de stichting die de maatregel uitvoert. Indien deze stichting niet tot een verzoek overgaat, zijn de raad voor de kinderbescherming, een met gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder bevoegd tot het doen van het verzoek.