1.
Op een bijzondere ligplaats aangeduid door één der tekens E.5.4 tot en met E.5.15 (bijlage 7) mag een schip ligplaats nemen dat behoort tot de categorie, waarop het teken van toepassing is.
2.
Op de bijzondere ligplaatsen moeten de schepen, indien geen andere voorschriften zijn gesteld, langszijde van elkaar en zo dicht mogelijk bij de oever aan de zijde van de vaarweg, waar het teken is aangebracht, ligplaats nemen.
3.
De in dit artikel vermelde bijzondere ligplaatsen zijn die bedoeld in artikel 7.02, tweede lid.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Kentekens
+ Hoofdstuk 3. Optische tekens van schepen
+ Hoofdstuk 4. Geluidsseinen; marifoon; radar
+ Hoofdstuk 4A
+ Hoofdstuk 5. Verkeerstekens
+ Hoofdstuk 6. Vaarregels
- Hoofdstuk 7. Regels voor het ligplaats nemen
+ Hoofdstuk 8. Aanvullende bepalingen
+ Hoofdstuk 9. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de in beheer bij het Rijk zijnde vaarwegen en op andere met name genoemde vaarwegen
+ Hoofdstuk 10. Bijzondere bepalingen voor de vaarwegen tussen de zee en de zeehavens
+ Hoofdstuk 11. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de boventoeleidingskanalen op de Maas
+ Hoofdstuk 12. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de langs de Westerschelde gelegen havens
+ Hoofdstuk 13. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart van, naar en in de haven van Den Helder
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht