1.
Een schip mag slechts keren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
2.
Een groot schip mag bij het keren medewerking verlangen van een ander schip.
3.
Een klein schip moet bij het keren voorrang verlenen aan een groot schip.
4.
Een klein schip mag bij het keren medewerking verlangen van een ander klein schip.
5.
Dit artikel is niet van toepassing op en ten aanzien van een veerpont.
6.
In een vak van of op een plaats in de vaarweg, aangeduid door het teken A.8 ( bijlage 7 ), mag een schip niet keren.
7.
Aanduiding van een vak van of een plaats in de vaarweg door het teken E.8 ( bijlage 7 ) vormt een inlichting, dat schepen aldaar kunnen keren.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Kentekens
+ Hoofdstuk 3. Optische tekens van schepen
+ Hoofdstuk 4. Geluidsseinen; marifoon; radar
+ Hoofdstuk 4A
+ Hoofdstuk 5. Verkeerstekens
- Hoofdstuk 6. Vaarregels
+ Hoofdstuk 7. Regels voor het ligplaats nemen
+ Hoofdstuk 8. Aanvullende bepalingen
+ Hoofdstuk 9. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de in beheer bij het Rijk zijnde vaarwegen en op andere met name genoemde vaarwegen
+ Hoofdstuk 10. Bijzondere bepalingen voor de vaarwegen tussen de zee en de zeehavens
+ Hoofdstuk 11. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de boventoeleidingskanalen op de Maas
+ Hoofdstuk 12. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de langs de Westerschelde gelegen havens
+ Hoofdstuk 13. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart van, naar en in de haven van Den Helder
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht