1.
Een in nood verkerend schip, dat hulp wil inroepen, mag tonen:
- hetzij: des nachts een licht waarmee in het rond wordt gezwaaid, en des daags een vlag of ieder ander geschikt voorwerp waarmee in het rond wordt gezwaaid;
- hetzij: vuurpijlen, lichtkogels, parachutelichten of rookbommen dan wel vlammen;
- hetzij: des daags een vlag met daarboven of daaronder een bol of een daarop gelijkend voorwerp.
2.
Deze tekens vervangen de in artikel 4.01, vierde lid, vermelde geluidsseinen of vullen deze aan.
3.
Een schip dat medische hulp wil inroepen, mag geven:
vier korte stoten, gevolgd door één lange stoot.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Kentekens
- Hoofdstuk 3. Optische tekens van schepen
+ Hoofdstuk 4. Geluidsseinen; marifoon; radar
+ Hoofdstuk 4A
+ Hoofdstuk 5. Verkeerstekens
+ Hoofdstuk 6. Vaarregels
+ Hoofdstuk 7. Regels voor het ligplaats nemen
+ Hoofdstuk 8. Aanvullende bepalingen
+ Hoofdstuk 9. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de in beheer bij het Rijk zijnde vaarwegen en op andere met name genoemde vaarwegen
+ Hoofdstuk 10. Bijzondere bepalingen voor de vaarwegen tussen de zee en de zeehavens
+ Hoofdstuk 11. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de boventoeleidingskanalen op de Maas
+ Hoofdstuk 12. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de langs de Westerschelde gelegen havens
+ Hoofdstuk 13. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart van, naar en in de haven van Den Helder
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht