1.
In laboratoria en in ruimten waarin zich dieren bevinden die opzettelijk zijn besmet met biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 dan wel dieren die drager zijn of mogelijk zouden kunnen zijn van biologische agentia van een van deze categorieën, worden, afhankelijk van de resultaten van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 4.85, en met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn, ten minste respectievelijk de beheersingsniveaus 2, 3 en 4 van bijlage V bij de richtlijn in acht genomen.
2.
Indien in de in het eerste lid bedoelde laboratoria arbeid wordt verricht met materiaal waarvan onzeker is of zich hierin biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 bevinden en de arbeid niet is gericht op het werken met biologische agentia, wordt, met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn, ten minste beheersingsniveau 2 van bijlage V bij de richtlijn in acht genomen.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Definities en toepassingsgebied
+ Hoofdstuk 2. Arbozorg en organisatie van de arbeid
+ Hoofdstuk 3. Inrichting arbeidsplaatsen
- Hoofdstuk 4. Gevaarlijke stoffen en biologische agentia
+ Hoofdstuk 5. Fysieke belasting
+ Hoofdstuk 6. Fysische factoren
+ Hoofdstuk 7. Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden
+ Hoofdstuk 8. Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering
+ Hoofdstuk 9. Verplichtingen, strafbare feiten, overtredingen, bestuursrechtelijke bepalingen en overgangs- en slotbepalingen
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht