1.
Het inzetten van een politiesurveillancehond is slechts geoorloofd onder het direct en voortdurend toezicht van een geleider bij:
a. de surveillancedienst,
b. het optreden van ambtenaren die zijn belast met het optreden ter handhaving van de openbare orde en hulpverlening bij grootschalige manifestaties en evenementen, het uitvoeren van evacuaties, het bewaken en beveiligen van objecten, het optreden tijdens tampen en crises, het uitvoeren van zoekacties en het aanhouden van ordeverstoorders na toestemming van het bevoegd gezag.
2.
Het inzetten van een politiehond bij het optreden van ambtenaren als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer politiekorps BES of een bijstandseenheid is slechts geoorloofd onder het direct en voortdurend toezicht van een geleider bij het, na toestemming van het bevoegd gezag, optreden van deze ambtenaren of een dergelijke eenheid.
3.
De geleider dient in het bezit te zijn van een krachtens artikel 41, eerste lid, van de rijkswet vastgesteld certificaat.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Ambtsuitvoering
- Hoofdstuk 3. Geweld
+ Hoofdstuk 4. Handboeien
+ Hoofdstuk 5. Veiligheidsfouillering
+ Hoofdstuk 6. Hulpmiddelen ten behoeve van de feitelijke verwijdering of uitzetting van vreemdelingen
+ Hoofdstuk 7. Hulpverlening
+ Hoofdstuk 8. Maatregelen jegens ingeslotenen
+ Hoofdstuk 9. Slotbepalingen
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht