Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
1.
Met een besluit wordt gelijkgesteld:
a. een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij de volgende personen, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn:
1°. een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig,
2°. een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig,
3°. een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan waarop ingevolge artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de ambtelijke rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn als zodanig,
4°. een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig,
b. een andere publiekrechtelijke handeling van de Sociaal-Economische Raad.
2.
Met een besluit wordt gelijkgesteld de schriftelijke beslissing, inhoudende de weigering van de goedkeuring van:
a. een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
1.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
c. inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
2.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
1.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15,
b. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 of een dwangbevel,
d. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
f. inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen.
2.
Onverminderd hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit:
a. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
b. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding.
3.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan waarop ingevolge artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de ambtelijke rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn als zodanig, een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
c. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor.
4.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming, de vaststelling van de stemwaarden en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten, van de gemeenteraad en van het algemeen bestuur van een waterschap, alsmede de verlening van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte,
b. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris,
c. bij een referendum op grond van de Wet raadgevend referendum inzake het verloop van de stemming en de stemopneming, van het stembureau, het hoofdstembureau en de burgemeester inzake de vaststelling van de uitkomsten van de stemming bij een referendum en van de referendumcommissie tot vaststelling van de datum waarop een referendum wordt gehouden.
1.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
2.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit waartegen administratief beroep kan worden ingesteld of door de belanghebbende kon worden ingesteld.
1.
Het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
2.
Bij elk van de bestuursrechters, genoemd in hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, kan beroep worden ingesteld tegen een besluit waarover die rechter in hoger beroep oordeelt, indien hij toepassing heeft gegeven aan artikel 8:113, tweede lid.
1.
Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan van een provincie, een gemeente of een waterschap dan wel tegen een besluit van een gemeenschappelijk orgaan, een bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie of een bestuursorgaan van een openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen , is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
2.
Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een ander bestuursorgaan, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
3.
Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in hoofdstuk 3 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak , is in afwijking van het eerste en tweede lid slechts de door dat hoofdstuk aangewezen rechtbank bevoegd.
4.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien beroep in eerste aanleg kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
1.
Indien tegen hetzelfde besluit bij meer dan één bevoegde rechtbank beroep is ingesteld, worden de zaken verder behandeld door de bevoegde rechtbank waarbij als eerste beroep is ingesteld. Indien gelijktijdig bij meer dan één bevoegde rechtbank als eerste beroep is ingesteld, worden de zaken verder behandeld door de bevoegde rechtbank die als eerste wordt genoemd in artikel 1 van de Wet op de rechterlijke indeling.
2.
De andere rechtbank verwijst, onderscheidenlijk de andere rechtbanken verwijzen de daar aanhangig gemaakte zaak of zaken naar de rechtbank die de zaken verder behandelt. De op de zaak of zaken betrekking hebbende stukken worden toegezonden aan de rechtbank die de zaken verder behandelt.
3.
Indien tegen hetzelfde besluit bij meer dan één rechtbank beroep is ingesteld, doet het bestuursorgaan daarvan onverwijld mededeling aan die rechtbanken.
4.
Indien het bestuursorgaan ingevolge artikel 7:1a, vijfde of zesde lid, twee of meer bezwaarschriften doorzendt, zendt het bestuursorgaan deze door aan de rechtbank die ingevolge de tweede volzin van het eerste lid de zaak zal behandelen.
5.
Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien beroep in eerste aanleg kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
Artikel 8:9
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk het College van Beroep voor het bedrijfsleven, oordelen in hoogste ressort over geschillen tussen de rechtbanken over de toepassing van artikel 8:7 in zaken tot de kennisneming waarvan zij in hoger beroep bevoegd zijn.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Verkeer tussen burgers en bestuursorganen
+ Hoofdstuk 3. Algemene bepalingen over besluiten
+ Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten
+ Hoofdstuk 5. Handhaving
+ Hoofdstuk 6. Algemene bepalingen over bezwaar en beroep
+ Hoofdstuk 7. Bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep
- Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
+ Hoofdstuk 9. Klachtbehandeling
+ Hoofdstuk 10. Bepalingen over bestuursorganen
+ Hoofdstuk 11. Slotbepalingen
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht